Heb je wel eens bij je kind opgemerkt dat het anders leert en denkt.
Je hebt een taaldenker en een beelddenker.
Een taaldenker denkt in woorden en een beelddenker denkt in beelden.
Een taaldenker denkt en leert graag analytisch, in taal met woorden en begrippen, ziet snel verschillen, denkt en werkt graag op volgorde, werkt graag volgens vaste regels, wetten en procedures. een taaldenker doet één ding tegelijk en kan rustig nadenken en woord voor woord spreken.
Een beelddenker gebruikt graag zijn zintuigen, denkt heel snel, ziet snel overeenkomsten, dat wat hetzelfde is, en leert te begrijpen door te doen. Het hebben van overzicht, een soort helikopterview vindt een beelddenker prettig. Het doen van veel dingen tegelijk is normaal. De beelddenker vormt zich een beeld, ruimtelijk beeldend. Denkend aan dat beeld kan hij een omschrijving geven wat hij bedoeld.
Als er in groep 3 woorden aangeleerd worden dan leert een taaldenker de letters en een beelddenker wil het totale woord gelijk zien en ziet dan het woord als plaatje of wat het woord betekent als plaatje.
Beelddenkers denken vanuit het totaal en op scholen worden woorden, tafels en klokkijken opgebouwd vanaf het begin en beelddenkers zien graag het totale beeld en leren dan terug.
Dit geeft leerproblemen waardoor een kind niet weet waarom hij anders denkt.
Hoe herken ik de beelddenker?
Met het risico de beelddenker in hokjes te stoppen zijn er toch een aantal opvallende gelijkenissen te noemen.
Het beelddenkende jonge kind:
• Niet, laat of gebroken praten gedurende een langere
periode
• Eigenzinnig woordgebruik
• Verhoogd ongeluksvatbaar, valt en botst veel
• Trage reactie en soms onverwacht snelle reactie
• Driftbuien, huilpartijen en/of paniekreacties
Het beelddenkende schoolkind:


• Heeft moeite om belevenissen en emoties in woorden om
te zetten
• Springt bij het vertellen van de hak op de tak
• Groot doorzettingsvermogen
• Dat wat andere kinderen schijnbaar vanzelf leren moeten
zij echt verwerven
• Vat wat er gezegd wordt te letterlijk op
• Standjes die voor een ander zijn bedoeld worden
persoonlijk aangetrokken
• Blijft langer dan anderen kinderlijk (kinderachtig)
• Vaak nog lang aanhalig
• Saai praten met ‘dinges die en dinges dat…’
• Late ontwikkeling van de fijne motoriek (schrijfmotoriek)
• Lezen: Onvoldoende leesvorderingen
Wel kunnen stillezen en leesbegrip hebben, maar
moeite hebben met voorlezen of hardop lezen
Slaat kleine woordjes over of leest ze verkeerd
Het beelddenkende kind in het voortgezet onderwijs:
• Kan zaken moeilijk systematisch aanpakken
• Blijft emotioneel vaak wat achter bij leeftijdgenoten
• Heeft een wisselend prestatiepatroon
• Is snel tevreden met eigen prestaties; heeft vlugge,
vluchtige manier van werken
• Kan zich moeilijk aan regels houden
• Komt moeilijk tot echt begrip van het gelezene door slecht
selecteren van informatie
• Begrijpend lezen kost meer tijd door lage tempo van lezen
• Op de kamer vaak een rommel, opruimen helpt maar voor
even
• Moeite met ordenen van bijvoorbeeld de agenda
• Grote fantasie
• Vaak afgeleid van buitenaf, van binnenuit slechte
concentratie
Gebaseerd op ‘Woordblindheid en beelddenken’ van
drs. P.C. Ojemann